Prof. dr. A.J. Pennings (1932-) was werkzaam bij de Staatsmijnen (DSM) en van 1971 tot 1997 lector en hoogleraar chemie en technologie van polymeren aan de Rijksuniversiteit Groningen.
- Albertus (Albert) Johannes Pennings werd in december 1932 geboren in het Zuid-Hollandse dorp Hazerswoude als tweede kind van een bakkersgezin met zes kinderen. Na de middelbare school ging hij wis- en natuurkunde studeren aan de Universiteit Leiden. Hij studeerde af als fysisch-chemicus bij prof. dr. J.J. Hermans op een polymeeronderwerp. Onderzoek aan polymeren vormde het onderwerp voor de rest van zijn carrière.
- Na het afstuderen ging hij in 1957 naar het Cellulose Research Institute aan het State University College of Forestry, Syracuse in de staat New York waar Hermans tijdelijk werkzaam was. Op het aldaar uitgevoerde onderzoek aan cellulose promoveerde hij in 1960 bij dr. Willem Prins op het proefschrift ‘The Swelling Pressures of Cellulosic Networks’. Samen met Prins publiceerde hij in J. Polymer Science [49, 507 (1961)] over de ontwikkelde osmometer om de druk in zwellende cellulosegels te meten. Teruggekeerd in Nederland trad hij in 1959 in het huwelijk met J.J.M. (Joost) Zwetsloot. Het jaar daarop werd een zoon geboren.
- De zoektocht naar een baan in de polymeerindustrie leidde naar het Centraal Laboratorium van de Staatsmijnen (later DSM) in Geleen waar hij in dienst trad, en later de leiding kreeg, van een onderzoeksgroep naar de karakterisering van polymeren. Onderzoek werd gedaan naar de fundamentele aspecten van polymeerkristallisatie in het bijzonder de kristallisatie vanuit stromende oplossingen. In een lezing in 1968 over ‘Kristallisatie van polyolefinen uit oplossing’, gehouden op een vergadering georganiseerd door de KNCV Sectie Macromoleculen, zette hij dit onderzoek uiteen (zie Chemisch Weekblad 1968, nummer 18, p. 29). Een van de ontdekkingen was dat bij kristallisatie van polyetheen soms vezels van parallelle ketens worden gevormd. Een basis voor een supersterk materiaal, maar de vezels groeiden veel te langzaam voor een commercieel proces.
- In 1971 volgde de stap naar de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) waar in 1967 onder impuls van prof. dr. G. Challa het Laboratorium voor Polymeerchemie was opgericht en Pennings daar lector werd (zie website Groningse hoogleraren). Hij verhuisde van het zuiden naar het Groningse dorp Norg met een grote zak polyetheen in de bagage. Een promovendus van hem, Arie Zwijnenburg, deed in Groningen in de jaren
zeventig nader onderzoek naar de kristallisatie van polyetheen. De polyetheenmoleculen werden vlak voordat ze vanuit een oplossing in een cilinder gaan kristalliseren volledig gestrekt in de vezelrichting door de draaiende beweging van de cilinder. De met behulp van een koperdraad uit de oplossing getrokken draden bleken een treksterkte te hebben die staal ruim overtrof. Het resulteerde in ‘Plastic dat sterker is dan staal’ zoals de kop luidde van een artikel van Pek van Andel in NRC/Handelsblad van 27 februari 1980 (zie KB/Delpher). Daarin staat het onderzoek beschreven en ook de gebruikte opstelling schematisch werd weergegeven (zie hiernaast). Zwijnenburg promoveerde in 1978 op het proefschrift ‘Longitudinal growth, morphology and physical properties of fibrillar polyethylene crystals’, als PDF te downloaden van de website van de RUG.
Het ging echter nog tot de negentig jaren duren voordat de sterke vezel onder de naam Dyneema bij DSM commercieel werd geproduceerd. Zie daarvoor ‘Dyneema, een supersterke vezel’ in ‘De kunststofrevolutie - Honderd jaar kunststoffen in Nederland’ (PDF-bestand, p. 176). - De kristallisatie van andere polymeren zoals polyurethaan en polyamiden werd eveneens bestudeerd. Een van de toepassingen van polymeren is als hechtmateriaal (‘naaigaren’) in de chirurgie. Er werd op medisch terrein samengewerkt met de afdeling Experimentele Chirurgie van de universiteit om een sterk polymeer te ontwikkelen dat door het lichaam kon worden afgebroken. Pennings richtte zich daarbij op polymeren gemaakt van melkzuur (polylactaat). Die bleken geschikt voor medisch gebruik en melkzuur is een lichaamseigen stof.
Het vormt polymeren met een helixstructuur, die allerlei bijzondere eigenschappen hebben. Samen met de tijdelijk in Groningen werkende Poolse onderzoeker Sylwester Gogolewski verscheen in 1983 onder meer de publicatie in Colloid & Polymer Science [261, 477–484 (1983)] getiteld ‘Resorbable materials of poly(L-lactide): III. Porous materials for medical application’. Voorbeelden van medische toepassingen bleken kunsthuid, kunstbloedvaten en schroeven om botbeuken te herstellen. Pek van Andel publiceerde in NRC/Handelsblad van 27 februari 1983 een artikel over dit onderzoek (zie KB/Delpher). Een foto van een kunstader met een diameter van 1,5 mm staat hiernaast. Wanneer het lichaam een nieuwe ader vormt, lost de kunstader op. In 1989 werd aan Pennings de vijfjaarlijkse Hollemanprijs toegekend voor zijn werk aan de polylactaatpolymeren die in de geneeskunde worden toegepast.
- In 1979 was Pennings tot hoogleraar benoemd en hij ging in 1997 met emeritaat. Hij verhuisde weer naar het zuiden om te gaan wonen in Maaseik in België. De veronderstelde geboorteplaats van de gebroeders Hubert en Jan van Eyck. In april 1998 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse leeuw. Volgens de website The Mathematics Genealogy Project heeft hij 31 promovendi begeleid waarvan de laatste twee in het jaar 2000 promoveerden. In 2017 werd het jubileum ‘50 Years of polymer chemistry at the University of Groningen’ gevierd met een bijdrage van Pennings: ‘Polymers, stronger than steel’.
- Albert Pennings is opgenomen in de Chemistry Tree met een lange lijst wetenschappelijke publicaties, waarvan er 46 tussen 1975 en 2006 als high-probability werden geclassificeerd. Publicaties zijn ook opgenomen op de website Researchgate en deels op de website van de RUG.
_________________________________________________________________________
Datum 29-8-2025