Op 30 september 2022 hield de CHG een symposium in het TextielMuseum te Tilburg waar in die periode de tijdelijke tentoonstelling Kleurstof was ingericht. Maar ook in de vaste tentoonstelling is kleur niet te missen in het museum (zie garenklossen). Er was een ruime belangstelling met meer dan 40 deelnemers. Namens de CHG leidde Thijs Hagendijk de bijeenkomst met vijf voordrachten en een bezoek aan de bibliotheek met boeken met verfrecepten. Hieronder volgt een verslag van de geslaagde bijeenkomst met daarbij verwijzingen naar een aantal digitaal beschikbare bronnen, zodat er desgewenst nog veel meer over de geschiedenis van kleurstoffen kan worden nagelezen.
Adelheid Smit (TextielMuseum): Kleurstof
Conservator Adelheid Smit lichtte toe hoe de tentoonstelling Kleurstof tot stand is gekomen in het TextielMuseum. Het museum is behalve een erfgoedplek voor de voormalige Tilburgse textielindustrie ook een TextielLab, waar kunstenaars en ontwerpers met de beschikbare machines hun creaties kunnen samenstellen. Weven en verven komen samen in het maken van gekleurd textiel, iets wat de mensheid al sinds de oudheid bezighoudt. Denken chemici aan het woord kleurstof aan een chemische formule, voor coloristen en ontwerpers is het een middel om stoffen te kleuren. Beide benaderingen komen in de tentoonstelling naar voren. Het concept was een gekleurd object te laten zien met daarbij informatie over de herkomst, het maken en gebruik van de natuurlijke dan wel synthetische kleurstoffen. Voor de kinderen werd een kleurenspoor uitgezet (ruiken, kijken, voelen), alle wevers en ververs gebruiken immers hun zintuigen. In de Volkskrant van 1 mei 2022 verscheen een uitgebreide recensie van de tentoonstelling.
Voor de tentoonstelling werden kunstenaars uitgenodigd om textiel te bewerken met natuurlijke kleurstoffen zoals de Mexicaan Porfirio Gutiérrez die wandtapijten weeft en verft met technieken die teruggaan op de cultuur van de Zapoteken. Een van de door hem gebruikte kleurstoffen is cochenille afkomstig uit de cochenilleluis. Toen de Spanjaarden Mexico veroverden werd de rode luizenkleurstof over de wereld verspreid.
Er werd voor de tentoonstelling overwegend gekozen voor natuurlijke kleurstoffen die werden ingedeeld in de kleuren rood, blauw en geel. Daarbij werd de chronologie losgelaten en thema’s als milieuverontreiniging, arbeidshygiëne, ecologie en kolonialisme aangekaart. Niet alleen aan synthetische kleurstoffen kleven immers dilemma’s maar ook aan de natuurlijke kleurstoffen. De belangrijke blauwe kleurstof indigo werd bijvoorbeeld in plantages op Java en op Suriname (slavernij) verbouwd en daar verwerkt. Europese kolonisten verspreidden de kleurstof over de gehele wereld. Tegenwoordig is het giftige aniline de basis van het synthetische indigo met milieuproblematiek tot gevolg. Maar indigo is nu eenmaal onmisbaar voor het kleuren van een spijkerbroek. Voor het produceren van blauwhout werden bossen in de Caraïbische streken gekapt en door gevangenen vanaf de 17de eeuw in Nederlandse rasphuizen verder bewerkt.
Ook de net als indigo belangrijke rode kleurstof meekrap heeft zijn geschiedenis en die werd in twee andere lezingen uitvoerig belicht.
Art Ness Proaño Gaibor (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed): Kleuronderzoek naar geglansde 18de-eeuwse wollen satijnen brokaat hemdrokken uit Zeeland
Art Ness Proaño Gaibor doet onderzoek naar de samenstelling en veroudering van geverfde materialen. Op de website researchgate staat een aantal publicaties van hem op dat gebied. Hij werd door het Zeeuws Museum in Middelburg gevraagd onderzoek te doen naar twee kleurrijke 18de eeuwse hemdrokken uit de museumcollectie. Hemdrok M96-029 wordt in de online catalogus van het museum omgeschreven als een damasten hemdrok met groene, rode en gele bloemmotieven (links). Hemdrok M09-151 als een damasten hemdrok (rechts).
De onderzoeksvragen van het museum waren: wat is de herkomst en de datering van de stof en hoe is die gemaakt. En welke kleurstoffen en beitsen zijn gebruikt en is het glansmiddel nog te vinden. Het onderzoek werd uitgevoerd samen met Ineke Joosten en Frank Ligterink.
De lezing werd begonnen werd met de wederwaardigheden van Edward Bartholomew Bancroft (1745-1821), geboren in Massachusetts, toen nog een Britse kolonie. Hij verhuisde naar Suriname en was een voorstander van het gebruik van bepaalde natuurlijke kleurstoffen. Hij publiceerde daarover in 1794 het boek Experimental Researches Concerning the Philosophy of Permanent Colors. Hij vond een manier om indigo tweemaal te sulfoneren waardoor het zijn blauwe kleur behield. Behalve wetenschapper was hij ook een dubbelspion zowel voor de Britten als Amerikanen tijdens de onafhankelijkheidsoorlog.
De beide hemdrokken werden op verschillende plaatsen bemonsterd en het glansmiddel, de beitsen en kleurstoffen met fotografie, microscopie en diverse analytische methoden onderzocht. Daarbij werd onder meer gebruikt gemaakt van elektronenmicroscopie, röntgenfluorescentie en massaspectrometrie. Enige verschillen tussen de monsters van de beide hemdrokken werden gevonden. In de groene hemdrok M96-029 werd monogesulfoneerd indigokarmijn gevonden en in de blauwe hemdrok M09-151 digesulfoneerd indigokarmijn. Hemdrok M96-029 blijkt in de loop der jaren te zijn verkleurd.
Uit het onderzoek werd geconcludeerd dat beide hemdrokken in Norwich werden gemaakt. De groene hemdrok M96-029 in de periode 1750-1784 en de blauwe hemdrok M09-151 in 1784-1794. Het glansmiddel bestaat uit bijenwas met gom en sandarak hars. Beide hemdrokken zijn gemaakt van wollen satijn en geglansd met een hitte pers.
Tot slot werd gewezen op een digitaal beschikbare publicatie van Jocelyn Alcántara-García & Michael Nix in Heritage Science uit 2018 over onderzoek naar de textielindustrie in Norwich rond 1800 en chemische analyse van verfmonsters.
Ernst Homburg (Universiteit Maastricht): Meekrap: van plant tot kleurstof tot geverfd textiel. Productie, handel, kwaliteitscontrole
Kleurstoffen en in het bijzonder meekrap hebben al lang de belangstelling van Ernst Homburg. In de online beschikbare boekenserie over de Geschiedenis van de techniek in Nederland (TIN19, Deel IV) schreef hij in 1993 samen met Johan Schot het hoofdstuk over meekrap en garancine.
Aan de hand van een grote serie sheets werd in de lezing de geschiedenis van meekrap uiteengezet (klik hier voor de sheets als pdf-bestand). Meekrap is een plant met lange wortels waarin een kleurstof zit, die ook meekrap wordt genoemd. In Zeeland kwam in de 14de eeuw een levendige meekrapteelt en handel op. Het ‘rode goud’ zoals dat nog in historische museumcollecties is te zien (bv. nevenstaande doek uit de tentoonstelling Kleurstof).
Het begon met de teelt van de plant waarvan de wortels in een meestoof in stappen werden bewerkt. Drogen in een stoof van de wortels, dorsen en zuiveren tot het stampen in een stamphuis tot handelsproducten. Het was seizoensarbeid gedaan door ca. tien werknemers. Het leverde vier poeders van verschillende kwaliteit op: van het fijne krap, gemeene krap, onberoofde krap tot mul met de laagste kwaliteit. De overheid controleerde op het percentage aarde in het product. Krap moest minder dan 2% aarde bevatten, mul minder dan 16%. Maar ook in Frankrijk kwam de productie van meekrap in de 18de eeuw op en daarmee de concurrentie. Als reactie werden in Nederland garancinefabrieken (Frans: la garancine = meekrap) opgericht door de meekrap te behandelen met zwavelzuur. Dit leverde een sterker product op.
Uitgebreid werd ingegaan op de verschillende kwaliteitscontrole door de plaatselijke overheid, de handel en de afnemers. De overheid controleerde op de hoeveelheid aarde (klei) in de producten en gaf een keurmerk. De handelaren controleerden op kleurechtheid door het product uit te smeren op een plaatje en aan het licht bloot te stellen (bv. de zilveren meekraptoets). De afnemers (de ververs) werkten met recepten (staalboeken) om de gewenste kleuren te krijgen. Met meekrap kunnen zowel rode, paarse als bruine kleuren worden gemaakt.
In 1868-1869 werd in Duitsland de rode kleurstof alizarine synthetisch geproduceerd, de belangrijkste kleurstof in meekrap. Dit leidde tot de neergang van de natuurlijke meekrapindustrie in de jaren erna. Het aantal meestoven verminderde van ca. 130 in 1870-1872 tot 29 in 1897. De prijzen daalden en de grote meekrapfabrieken in Nederland sloten hun poorten. Het einde van een eeuwenlange nijverheidsperiode.
Zeeland koestert nog haar geschiedenis van de meekrap en op de website Zeeuwse ankers staat er een aantal artikelen over.
Geert Verbong (Technische Universiteit Eindhoven): Turksrood verven. Kleurstof en chemie in historisch perspectief
Geert Verbong promoveerde in 1988 aan de Technische Universiteit Eindhoven op het proefschrift ‘Technische innovaties in de katoendrukkerij en -ververij in Nederland 1835-1920’. Verven met turksrood maakt een belangrijk deel uit van het proefschrift, dat digitaal beschikbaar op de website van de TUE. Hoewel hij daarna een andere richting is ingegaan, naar de geschiedenis van de energie, was hij voor het colloquium bereid gevonden over de historische aspecten van turksrood te spreken en deed dat met verve. In de boekenserie over de Geschiedenis van de techniek in Nederland (TIN19, Deel V) heeft hij bovendien een hoofdstuk over turksrood samengesteld. Maar over de kleurstof en de wijze van toepassing is nog veel meer geschreven.
Geert Verbong introduceerde Felix Driessen (1855-1936), colorist en directeur van de katoendrukkerij De Heyder, als een belangrijke bron voor de geschiedenis van de katoenindustrie. En ook Pieter Fentener van Vlissingen (1846-1868), de oprichter van de firma Vlisco in Helmond, kwam meermaals ter sprake. Turksrood kwam via het Ottomaanse Rijk in de 18de eeuw naar West-Europa vooral naar Frankrijk, Duitsland en Schotland. Na de Franse tijd kwamen er Nederlandse bedrijven. Het maken van turksrood uit meekrapwortels is een bewerkelijk en ambachtelijk proces met een aantal stappen en duurde zo’n 6-8 weken. Het product was echter gewild ondanks de hoge prijs. Aan het einde van de 19de eeuw stopten eerst de Nederlandse katoendrukkerijen en later de ververijen met turksrood. P.F. van Vlissingen was nog op zoek naar een eenvoudiger methode om een turksrode kleurstof te maken. Tegenwoordig is het synthetisch gemaakte alizarinerood de basis.
Maar turksrood blijft wetenschappelijk interessant ook nadat het uit de markt is genomen. Hoe werkte het nu precies, hoe hechtte de kleurstof aan de textielvezel? Eric Kiel deed er voor Vlisco uitgebreid onderzoek naar en promoveerde in 1961 aan de Technische Hogeschool Delft op het proefschrift ‘Metaalcomplexen van alizarinerood (1,2-dihydroxyanthrachinon)’. Ook dit proefschrift is digitaal beschikbaar. En de voordracht werd besloten met een verwijzing naar een recent artikel in Spectrochim. Acta A Mol. Biomol. Spectroscopy uit 2018 om de geheimen van turksroodverven te ontrafelen: ‘Characterisation of oil and aluminium complex on replica and historical 19th c. Turkey red textiles’. Deze publicatie is één van de outputs van het onderzoek waarop Julie Wertz in mei 2017 aan de Universiteit van Glasgow promoveerde. Haar proefschrift is als pdf-bestand digitaal beschikbaar.
Jantiene van Elk (TextielMuseum): Verfreceptenboeken: Kleur geven aan geschiedenis
Jantiene van Elk werkt als bibliothecaris in het TextielMuseum. In de bibliotheekcollectie van het museum bevinden zich 28 verfreceptenboeken, de meeste uit de 19de eeuw. Het zijn handgeschreven recepten die in de textielindustrie werden gebruikt. Kleur- en hulpstoffen worden erin opgesomd al dan niet met verfbewerkingen. En in sommige boeken zijn stukjes textiel of geverfde wol geplakt. Zoals eerdere sprekers ook al opmerkten, werd het verven van textiel uitgevoerd door de ambachtslieden met soms niet te veel schoolopleiding. Sommige gebruikte woorden zoals ‘aziet’ (fonetisch voor een ‘acid dye’) zijn dan ook niet altijd direct duidelijk.
Bij het Regionaal Archief Tilburg werden de manuscripten met verfrecepten gedigitaliseerd en dat was een eerste stap om de boeken nader te onderzoeken en de teksten toegankelijk te maken. Voor de tentoonstelling Kleurstof werd een burgerwetenschapsproject (citizen science) gestart waaraan zowel wetenschappers als geïnteresseerde mensen konden meedoen. Voor het project werden drie onderzoekslijnen geformuleerd: wie heeft de manuscripten gemaakt, wat was de trans-Atlantische connectie met de textielstad Tilburg en kunnen de recepten worden uitgeprobeerd.
Van zeven manuscripten werd uitgezocht wie ze heeft gemaakt en wat de handelsroute was van de oogst naar de uiteindelijke verfstof. Sheets werden getoond met recepten voor het verven met meekrap, cochinelle, orseille (korstmos), indigo, verfhouten en synthetische verfstoffen. Het namaken van de verfrecepten werd gedaan door vier ervaren ververs en daaruit bleek dat het moeilijk was een constante kwaliteit te krijgen.
De drie meest voorkomende kleurstoffen in de manuscripten in de periode 1800-1849 waren: blauwhout, meekrap en geelhout. In de periode 1850-1900 kwam blauwhout nog altijd het meeste voor naast het rode orseille, het synthetische aziet en gele auramin. Op de website van het Textielmuseum is meer te lezen over dit lopende project en staan drie gedigitaliseerde verfboeken uit 1836, 1844 en 1891. En op de website ‘Het verleden ingekleurd: Historisch onderzoek naar de 19e-eeuwse verfreceptenboeken’ staat een aantal van de tijdens de lezing gepresenteerde sheets.
Aanvullend en ter afsluiting van het symposium werd een bezichtiging van de collectie verfrecepten in de bibliotheek van het TextielMuseum gebracht.
___________________________________________________________________
Eric R.J. Wils
5 oktober 2022