Door Eric R.J. Wils, datum 30 april 2024
Inhoudsopgave
Inleiding
Een nieuwe start
Ledental en locatie
Wat er zoals meer plaatsvond
RCK en de KNCV
Gehouden voordachten
Voordrachten Nederlandse hoogleraren
Noten
Bijlage: Lijst met voordrachten 1945-1963 (pdf)
Inleiding
In mei 1945 was Nederland bevrijd en kon de wederopbouw beginnen. Het puin in de binnenstad van Rotterdam was geruimd maar het was er nog akelig leeg. Ook de haven was zwaar getroffen door bombardementen en Duitse vernielingen. Maar Rotterdam stroopte de mouwen op en ging aan de slag om de stad, haven en industrie weer op te bouwen. In de zomer van 1955 werd al de grootst opgezette Nationale Energie Manifestatie 1955 of E 55 in Rotterdam georganiseerd. Ook 25 chemische bedrijven manifesteerden zich in een paviljoen gewijd aan chemie.
In 1950 was de haven hersteld met een capaciteit vergelijkbaar met die uit 1938 (1). De opslag van minerale olie was zelfs meer dan verdubbeld. De aanvoer van aardolie uit diverse streken zorgde er mede voor dat Rotterdam in 1962 de grootste haven van de wereld was. Met in het kielzog de expansie van de petrochemische industrie in het Botlekgebied. In een rede gehouden ter gelegenheid van de Rotterdamse Internationale Havendag in 1963 gaf de directeur van Shell Nederland Chemie inzicht in de plannen van Shell (2).
In die context van wederopbouw fleurde ook de Rotterdamsche Chemische Kring (RCK) na de oorlog weer op. In dit derde artikel, na de beschrijving van de beginjaren en de jaren 1924-1943, wordt ingegaan op de jaren 1945 tot 1963. Een periode die werd afgesloten met de viering van het 50-jarig bestaan.
Een nieuwe start
Op 4 augustus 1945 verscheen het Chemisch Weekblad weer, voorlopig nog om de twee weken, als de spreekbuis van de Nederlandse Chemische Vereniging (NCV). Of men dacht aan Rotterdam is natuurlijk de vraag maar de redactie omschreef de herstart als ‘Het schip, dat ruim twee jaar was opgelegd, komt weer in de vaart. Met volle kracht vooruit!’ (3). En met schepen was Rotterdam wel vertrouwd.
De Rotterdamse wetenschappelijke gremia begonnen eveneens weer met hun activiteiten. In de geschiedenis van het eerbiedwaardige Rotterdamse Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte staat aan het einde de stichtelijke omschrijving: ‘Een ontmoetingsplaats van mensen die voor of tijdens hun studie een liefde voor de wetenschap als zodanig hebben opgevat en gedurende hun hele leven aan deze kwaal blijven lijden’ (4).
Laat dat ook maar van toepassing zijn op de RCK-leden die regelmatig op een maandagavond buiten hun dagelijkse werkzaamheden samenkwamen om kennis te nemen van de ontwikkelingen in de chemie en verwante wetenschappen. Maar om tevens na afloop even gezellig na te praten in een etablissement in de binnenstad.
In de eerste vergadering na de oorlog, in oktober 1945, werden de leden herdacht die het leven hadden gelaten in het oorlogsgeweld. De in 1936 aangetreden secretaris ir. A.C. van Wijk werd bedankt voor zijn jarenlange diensten. Helaas kon er bij de vergadering nog geen kopje thee worden geschonken zoals voor de oorlog en dat gebruik moest nog enkele jaren wachten.
Er trad een nieuw RCK-bestuur aan voor het seizoen 1945-1946 gevormd door: dr. D.W. Dijkstra, voorzitter; ir. J.A. Emmens, 2e voorzitter; dr. ir. D. van Duyn, secretaris en dr. H. de Graaf, penningmeester.
Dijkstra, Emmens en De Graaf hadden voor de oorlog al eerder deel uitgemaakt van het bestuur. En Dijkstra was bijzonder actief geweest in het trainen van potentiële gasverkenners. Hieronder volgt een viertal korte biografieën van de nieuwe bestuursleden, waarbij de verscheidenheid van de RCK-leden tot uiting komt: een schooldirecteur, een fabrieksdirecteur, een hoofd van een privaatlaboratorium en een medewerker van de Keuringsdienst van Waren. Die laatste moest de uitstoot van de alsmaar uitbreidende chemische industrie gaan monitoren en hield in oktober 1953 daarover de voordracht ‘Luchtverontreiniging en -zuivering in en rond Rotterdam’.
Alleen een apotheker ontbrak, maar die kwam oktober 1955 in het bestuur toen de secretaris Van Duyn zijn functie neerlegde.
Dr. D.W. Dijkstra
Douwe Wybe Dijkstra werd in 1898 geboren in het Friese Holwert (ook wel Holwerd). Hij studeerde aan de Rijksuniversiteit Groningen en was voor zijn afstuderen al actief met het geven van scheikundeonderwijs. Hij studeerde in 1921 af met scheikunde als hoofdvak en werd assistent aan de universiteit en leraar scheikunde op een gymnasium in Groningen. In 1924 promoveerde hij bij prof. dr. F.M. Jaeger op het proefschrift ‘Over de mengverhouding der Isotopen van het silicium’. Daarna verhuisde hij naar Rotterdam en werd scheikundeleraar aan de 2e HBS in de Hofstedestraat. Hij behoorde, naast lid van de RCK, ook tot het college van directeuren van het Bataafsch Genootschap. In de oorlog was hij tevens bestuurslid van de NCV en werd hij directeur van de 2e HBS. Bij zijn pensionering in 1963 was hij bijna 40 jaar aan de school verbonden geweest (5). En werd hij tot erelid benoemd bij het 50-jarige jubileum van de RCK. Hij overleed in 1970 en werd herdacht met een bericht Het Vrije Volk (6).
Ir. J.A. Emmens
Jan Amerling Emmens werd in 1894 geboren in het Groningse Oldenhove. Hij studeerde in 1920 af aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. Hij trad daarna in dienst bij bierbrouwerij Heineken te Rotterdam, waar hij tot zijn pensionering in 1959 bleef werken. En meldde zich aan als lid van de NCV en de RCK. In 1944 werd hij brouwtechnisch directeur om in 1955 terug te treden en nog enkele jaren als adviseur aanbleef. Ook Emmens behoorde rond 1950 tot het college van directeuren van het Bataafsch Genootschap. Hij hield lezingen en publiceerde over bier en de geschiedenis ervan (7). In 1949 werd hij koninklijk onderscheiden als ridder en in 1951 als officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij had een aantal nevenfuncties zoals voorzitter van het Nederlands Genootschap voor Landbouwwetenschap. Zijn gelijknamige zoon was prof. dr. J.A. Emmens, hoogleraar algemene kunstwetenschap in Utrecht, die in 1971 vroegtijdig overleed. Emmens zelf overleed op 79-jarige leeftijd in 1974.
Dr. ir. D. van Duyn
Dirk van Duyn (ook wel Van Duijn) werd in 1909 geboren in Rotterdam. Hij studeerde scheikunde aan de Technische Hogeschool (TH) te Delft en behaalde in 1934 het ingenieursexamen. In 1936 werd hij lid van de RCK. Verbonden aan het Laboratorium voor analytische scheikunde van de TH promoveerde hij op 7 mei 1940 op het proefschrift ‘Bijdrage tot de kennis van de wolfraambronzen’ bij prof. dr. F.E.C. Scheffer. Hij richtte daarna het particuliere Handels- en Researchlaboratorium ‘Dr. D. van Duyn’ op (8). Hij gaf daarnaast de Analystencursus Rotterdam. In 1960 werd het bedrijf overgenomen door Saybolt en veranderde in Saybolt-Van Duyn B.V., dat zich richtte op de olie- en petrochemische industrie. In 1968 stopte Van Duyn met werken en overleed in 1981 in Berkel-Rodenrijs. Hij was de partner van de bekende schrijfster Annie M.G. Schmidt.
Dr. ir. H. de Graaf
Hendrik de Graaf werd in 1904 geboren in het Groningse Marum als zoon van de predikant en latere hoogleraar theologie prof. dr. H.T. de Graaf. Hij studeerde in Leiden en slaagde in 1929 voor het doctoraalexamen met scheikunde als hoofdvak. Het jaar daarop promoveerde hij bij prof. dr. J.J. Blanksma op het proefschrift ‘Verband tusschen smaak en constituée van dicarbonzuur-dihydraziden en derivaten’. In de periode 1931-1933 was hij verbonden aan het Laboratorium van Microbiologie van de TH Delft. In 1934 trad hij als scheikundige-bacterioloog in dienst bij de Keuringsdienst van Waren te Rotterdam. Aanvankelijk was voedselonderzoek zijn onderwerp tot hij in 1955 werd belast met de leiding van het laboratorium voor luchtverontreiniging (9). Vanaf die tijd tot zijn pensionering in 1970 werd het meten van luchtverontreiniging in het Rotterdamse industriegebied systematisch uitgebreid (10). In 1974 werd het milieubeheer van de Keuringsdienst overgedragen aan het de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond.
Ledental en locatie
Bij de nieuwe start in 1945 was het aantal leden van de RCK in de oorlog weliswaar gedaald maar bedroeg nog altijd 66. Het ledental steeg daarna geleidelijk en bedroeg in 1947 alweer 81. Het ledental schommelde elk jaar rond de 90 door de aanwas van nieuwe leden met daartegenover het overlijden van oudere leden en vertrek van leden uit Rotterdam en omgeving door het aanvaarden van een betrekking elders. In 1960 telde de RCK zelfs 108 leden. Na de herstart werd de contributie voorlopig op f 3 gehouden. Maar die werd in de loop der jaren verhoogd. In het seizoen 1947 tot f 4 en in 1956 tot f 6.
Mocht het aantal leden tot tevredenheid stemmen, van belang was dat ze ook naar de bijeenkomsten kwamen. In de aankondigingen werd meermaals opgeroepen om te komen zodat de spreker niet tegen lege stoelen moest aankijken. Bijvoorbeeld in februari 1961 in de aankondiging voor prof. dr. M. D’Hont van het Studiecentrum voor Kernenergie te Mol:
‘In deze tijd van het jaar is de kans op slecht weer groot, en meestal heeft dit een slechte opkomst ten gevolge, maar waar de spreker zich de moeite getroost om voor het houden van deze voordracht uit België te komen, wil het bestuur toch nog eens graag een beroep op U doen, om, indien het ook maar enigszins mogelijk is, deze vergadering bij te wonen’ (11).
In het jaarverslag van 1956-1957 uitte het bestuur toch haar twijfels over het voortbestaan van de RCK door de slechte opkomst. Besloten werd chemici die lid waren van de, inmiddels Koninklijke, NCV en die in Rotterdam en omgeving woonden aan te schrijven. In dat schrijven met het verzoek om toe te treden werd het rooster van de spreekbeurten toegevoegd. Dit werd herhaald in 1958. Deze acties leverden een tiental nieuwe leden op.
In het rooster vallen twee nieuwigheden op. De oude vertrouwde locatie van de bijeenkomsten in de HBS aan de ’s Gravendijkwal was na 41 jaar veranderd en onderaan staat de naam van een nieuwe secretaresse B.M. Haringsma.
Bij de jaarvergadering in oktober 1955 trad Dirk van Duyn af als secretaris en werd opgevolgd door Bernadine Marie Haringsma, pas de vierde sinds de oprichting van de RCK.
Haringsma werd in 1924 geboren in het Friese Koudum en studeerde in 1945 af als apotheker aan de Universiteit Utrecht. Haar eerste werkkring was bij de Keuringsdienst van Waren te Dordrecht en Zuid-Holland werd haar thuisprovincie. In 1947 werd ze lid van NCV en in 1951 RCK-lid. Ze klom op tot hoofd van de informatie-afdeling van het Unilever Research Laboratorium in Vlaardingen. In 1962 trad ze toe tot het bestuur van de KNCV maar bleef aan als RCK-secretaresse.
In april 1954 werd voor de laatste maal vergaderd in de HBS aan de ’s Gravendijkwal. Voor het nieuwe schooljaar werden daar tevens avondlessen gegeven en was er geen plaats meer voor de RCK-vergaderingen. Voor het najaar van 1954 werd een nieuwe locatie gevonden in HBS aan de Hofstedestraat waar Douwe Dijkstra directeur was. Helaas moest het bestuur het jaar daarop concluderen dat de opkomst in de nieuwe locatie, gelegen buiten het centrum, niet zo goed was.
Misten de leden de nabijheid van J.H. van ’t Hoff? In augustus 1952 werd op initiatief van de RCK herdacht dat Van ’t Hoff in 1852 in Rotterdam was geboren. Door het gemeentebestuur werd bij diens standbeeld voor de HBS een krans gelegd in aanwezigheid van de besturen van de RCK en alle andere wetenschappelijke Rotterdamse gremia. De Delftse hoogleraar anorganische en fysische chemie prof. dr. F.E.C. Scheffer hield daarbij een voordracht in de aula van de HBS aan de ’s Gravendijkwal (12).
Vanaf oktober 1956 kwam men samen in het gebouw van het Departement Rotterdam van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Pharmacie (KNMP) in de Maasstraat. Voor de apothekers onder de RCK-leden moet dat vertrouwt hebben aangevoeld. In het seizoen 1958-1959 werd uitgeweken naar het Parkhotel aan de Westersingel. Om vanaf oktober 1959 weer samen te komen in het gebouw van de KNMP aan de Maasstraat.
Wat er zoal meer plaatsvond
Het overlijden van leden werd in de jaarvergaderingen gememoreerd. In 1954 stierf D.A. Kampschreur, de laatste van de drie oprichters van de RCK. De leden van het eerste bestuur uit 1913 waren na het verscheiden van dr. S.S. Cohen in 1947 al langer niet meer onder de levenden. In 1956 overleed jonkheer Robertus Boddaert, lid van het eerste uur en sinds 1913 directeur-eigenaar van het Handelslaboratorium Dr. A. Verwey te Rotterdam. In juli 1953 werd nog een nieuw laboratorium geopend waarvan zijn in 1909 geboren zoon drs. Henri Phoenix Boddaert de directeur was.
Het bestuur was aanwezig bij belangrijke activiteiten van de leden zoals de openbare les van dr. J.D. Jansen in 1947 na zijn benoeming als privaatdocent bij de Universiteit Leiden. En bij recepties van leden die met pensioen gingen zoals van mej. dr. H.H. de Wolff, hoofd van de apotheek en het klinisch-chemisch laboratorium van het Coolsingel Ziekenhuis, in 1952.
Het zwaartepunt van de activiteiten lag uiteraard bij de gehouden voordrachten (zie verderop). In de regel werden zeven bijeenkomsten per jaar van oktober tot april gehouden. Een voorstel om dat aantal te verminderen in de hoop een betere opkomst te krijgen werd niet aangenomen.
Naast voordrachten probeerde het RCK-bestuur excursies naar bedrijven te organiseren. Een in het seizoen 1950-1951 voorgestelde excursie naar de Staatsmijnen in Limburg ging wegens gebrek aan belangstelling niet door. Voor de opening van het seizoen 1961-1962 werd op maandag 9 oktober een bezoek gebracht aan de Synthetische Rubber Fabriek van de Shell Nederland Chemische Fabrieken N.V. te Pernis. Op dinsdag 9 april 1962 vond een uitgestelde excursie naar Gevaert Photo-Producten te Antwerpen alsnog plaats. De bezichtiging van de fabriek werd voorafgegaan door een lezing over kleurenfotografie.
In mei 1948 werd het eerste geslaagde naoorlogse lustrum gevierd in het Parkhotel. Prof. dr. F. Kögl, hoogleraar organische chemie uit Utrecht, sprak over het vraagstuk van de tumorproteïnen. Na de lezing werd een souper gehouden. Volgens het verslag in het Chemisch Weekblad was er zelfs sprake van nachtbraken (13):
‘Na deze zeer interessante voordracht beantwoordde Prof. Kögl verschillende door de aanwezigen gestelde vragen. Vervolgens verenigden leden en genodigden zich aan een souper tijdens hetwelk de eigenlijke herdenking van het 35-jarig bestaan werd gevierd. Aan tafel wensten Dr. Meyer namens de Nederlandse Chemische Vereniging, Dr. De Haas als directeur van het Bataafs Genootschap, Dr. Bierman als afgevaardigde van de Kon. Mij. tot bevordering der Pharmacie en Dr. Lequin namens het Rotterdams Natuurkundig Genootschap onze jubilerende kring geluk. De feestelijke bijeenkomst duurde tot ver na het middernachtelijk uur, waaruit wel blijkt, dat de Rotterdamse chemici iets voor hun kring over hebben!’
Prof. dr. F.E.C. Scheffer tussen de secretaris dr. D. van Duyn (l) en de voorzitter van het seizoen 1952-1953 dr. G. Carrière (r) tijdens het diner in mei 1953 (bron RCK-archief).
In mei 1953 werd het 40-jarig bestaan gevierd in Restaurant le Coq d’or in de Van Vollenhovenstraat. Het volgde hetzelfde patroon met een inleidende lezing, ditmaal door prof. dr. F.E.C. Scheffer uit Delft, getiteld ‘Beschouwingen over het verleden en het heden van de phasenleer’, gevolgd door een souper met leden en genodigden.
Het lustrum in 1958 op zaterdag 17 mei werd gehouden in het Parkhotel met een voordracht van voormalig RCK-lid prof. dr. J.A.C. van Pinxteren, apotheker in Rotterdam geweest en sinds 1946 hoogleraar farmaceutische chemie in Utrecht. Hij sprak over ‘Cariespreventie en waterfluoridering’.
Op 10 november 1913 werd de RCK opgericht. Op bijna dezelfde datum werd voor het 50-jarig bestaan op zaterdag 9 november 1963 een bijzondere vergadering gehouden in Restaurant Belmont aan de Coolsingel. Prof. Pieter Verkade en dr. Douwe Dijkstra werden tot ereleden benoemd. ’s Middags hield dr. A.C. Houtman van Philips-Duphar een voordracht over ‘Radio-isotopen in het detectivespel der scheikundigen’. Na afloop bood het bestuur de leden en genodigden een receptie aan en ter afsluiting was er een gezamenlijk diner in Restaurant Belmont.
RCK en de KNCV
Bij de jaarlijkse bestuurswisseling werd tevens de vertegenwoordiging in de Raad van Overleg met de KNCV vastgesteld. Het werd in de jaarverslagen opgenomen maar of dat overleg tot iets concreets leidde, is onduidelijk. Het geeft wel aan dat er een directe lijn was met de KNCV. Het RCK-bestuur bood bij het 50-jarig bestaan van de KNCV in 1953 een geschenk aan. En was aanwezig bij het afscheid van dr. T. van de Linden, die 18 jaar de secretaris van de KNCV was geweest, op 5 februari 1955 (14).
In juli 1955 werd de driedaagse jaarvergadering van de KNCV na 16 jaar weer in Rotterdam gehouden (15). De keuze voor Rotterdam hield verband met de manifestatie E 55, waarvan het Chemische Paviljoen werd bezocht, en het ‘wonder van de wederopbouw' van de stad. De RCK trad op als gastheer en nam de organisatie op zich met een erecomité. Dit stond onder leiding van de toenmalige Rotterdamse burgemeester en bestond uit RCK-leden uit de Rotterdamse industrie en een regelingscommissie onder het voorzitterschap van de immer actieve Douwe Dijkstra (zie hieronder). Het feitelijke werk was uiteraard aan de regelingscommissie. Tot het sociale programma behoorde een officieel diner, een bezoek aan het stadhuis en een damesprogramma. Met op de laatste dag een boottocht over de Nieuwe Waterweg, heen en terug naar Hoek van Holland. Aanwezige directieleden van de verschillende bedrijven langs de vaarroute kregen daarbij de gelegenheid hun bedrijf toe te lichten.
In juni 1960 was de RCK weer gastheer van de jaarvergadering van de KNCV, dit keer samen met de Société Chimique de Belgique en de Vlaamse Chemische Vereniging (16). Een veertigtal RCK-leden woonden een of meerdere onderdelen mee. Het programma was vergelijkbaar met dat uit 1955 met een officieel diner, een bezoek aan stadhuis en een boottocht door het Botlekgebied. De toenmalige RCK-voorzitter E.J. de Jong hield op de eerste avond een speech waarin de secretaresse mej. Haringsma en de penningmeester dr. Kreuger van de regelingscommissie lof werd toegezwaaid. Zij beiden hadden volgens de RCK-voorzitter, voor de tweede keer in vijf jaar, maandenlang zonder ophef een enorme hoeveelheid werk verzet en daarbij onverstoorbaar hun goede humeur bewaard. En evenals in 1955 moest op de laatste dag de Rotterdamse levensader, de haven met de industrie, worden aangedaan.
Gehouden voordrachten
In de regel werden er zeven vergaderingen van oktober tot april gehouden op de tweede maandag van de maand. Dit leidde in de periode 1945 tot 1963 tot ruim 130 voordrachten over een grote verscheidenheid van onderwerpen. De RCK-jaarverslagen zijn beknopt en vermelden slechts de titels, maar in het Chemisch Weekblad verschenen in de periode 1945-1955 korte verslagen van de presentaties. Op enkele voordrachten wordt hieronder ingegaan.
De lijst met presentaties is gesorteerd op de sprekers en als pdf-bestand toegevoegd (klik hier). Er werden beduidend meer personen buiten de RCK uitgenodigd dan in de periode tot 1943, zodat leden minder over hun vak of interesses hoefden te spreken. Drie leden gaven wel ieder drie voordrachten: de bacterioloog dr. L.E. den Dooren de Jong, de brandstofexpert D.J.W. Kreulen en de zeepfabrikant dr. G. Carrière. De eerste twee en hun werkgebieden werden eerder geïntroduceerd in de RCK-geschiedenis van de periode 1924 tot 1943. Als een actief RCK-lid en in een periode voorzitter, verdient Carrière hier een nadere introductie.
Gerardus Carrière werd in 1912 in Den Haag geboren. Hij behaalde zijn doctoraalexamen in de scheikunde in 1934 aan de Universiteit Leiden. Vervolgens werkte hij aan een proefschrift aan de Landbouwhogeschool in Wageningen onder leiding van prof. H.J.C. Tendeloo. Hij promoveerde echter bij prof. dr. J.J. Blanksma in 1941 in Leiden op het proefschrift ‘In de kern gesubstitueerde oxanilzuren’. In 1950 trad hij in dienst van Lever’s Zeep in Vlaardingen en bleef de rest van zijn loopbaan bij Unilever werken. In 1961 publiceerde hij het boek ‘A Glossary of Terms Used in the Detergents Industry’ (17). Daarin beschreef hij zijn functie bij Unilever als ‘technical officer’. In 1963 stichtte hij, met enkele collega’s, de Nederlandse Vereniging voor Cosmetische Chemie (18). Hij hield bij de RCK een voordracht over nylon en twee over moderne wasmiddelen.
In plaats van Duitse hoogleraren kwamen er na de oorlog enkele Belgische. Op 16 mei 1946 gaf prof. dr. P. Putzeys, directeur van het laboratorium voor Biochemie aan de Katholieke Universiteit te Leuven, een lezing over ‘Haemocyanine en de dissociatie der proteïnen’. De dag erna behandelde hij hetzelfde onderwerp in een gecombineerde vergadering van de Chemische Kringen van ’s-Gravenhage, Leiden en Delft. Putzeys wordt beschouwd als een vooraanstaand wetenschapper op het gebied van proteïnen (19).
In februari 1961 sprak prof. dr. M. D’Hont van het Studiecentrum voor Kernenergie te Mol over nucleaire brandstoffen (20). En in april 1961 gaf een derde Belgische spreker een voordracht. Prof. dr. J. Hoste, hoogleraar analytische chemie aan de Universiteit Gent, sprak over activatie-analyse (21).
In februari 1947 hield dr. ir. A.E. Korvezee van de TH Delft een lezing over ‘Toepassing van radioactieve indicatorelementen’. Het was de eerste lezing door een vrouwelijke wetenschapper bij de RCK. Ze werd een jaar later benoemd als lector en in 1954 hoogleraar theoretische chemie. In januari 1948 sprak ook een latere Delftse hoogleraar, dr. ir. G.A.M. Diepen, over de oplosbaarheid van vaste stoffen in superkritische gassen. Hij publiceerde erover in het Chemisch Weekblad (22). Diepen werd eveneens in 1954 benoemd tot hoogleraar anorganische en fysische chemie.
De opmars van de instrumentele analyse werd gevolgd. In januari 1952 hield ir. J.B. le Poole een voordracht over elektronenmicroscopie. Werkzaam bij de afdeling Technische Natuurkunde van de TH Delft, was hij een van de pioniers van de nieuwe analysetechniek om ‘beelden zonder weerga’ te produceren (23). Een techniek die onmisbaar werd in de chemie van de vaste stoffen en zijn apparaat werd opgenomen in de collectie van het Rijksmuseum Boerhaave (zie hiernaast).
De latere hoogleraar dr. G. Dijkstra introduceerde in maart 1958 de gaschromatografie. Hij werkte toen bij het Unilever Research Laboratorium in Vlaardingen dat in 1958 niet minder dan 13 PYE gaschromatografen had aangeschaft voor de analyse van vluchtige stoffen. Gaschromatografie is niet meer weg te denken uit analyselaboratoria en in de procesindustrie.
Ook in de plantenwereld speelt chemie. In oktober 1956 hield dr. D. MacGillavry van de Landbouwhogeschool Wageningen een voordacht over ‘Elektrische verschijnselen in kiemplanten, opgevat als Donnan-potentialen’. De Donnan-theorie werd ontwikkeld voor het ontstaan van concentratieverschillen van diffunderende elektrolyten (Na+, K+) aan weerszijden van een membraan, als tenminste één component niet door het membraan kan diffunderen. Die werd hier toegepast op kiemplanten. Een artikel erover verscheen in het Chemisch Weekblad (24).
Voordrachten Nederlandse hoogleraren
Zonder de andere sprekers tekort willen doen, staan hoogleraren in de geschiedenis van de chemie centraal, ook na 1945 (25). In de periode 1945-1963 hielden zo’n 40 Nederlandse hoogleraren een voordracht bij de RCK over een onderwerp uit hun vakgebied. Dat aantal is aanzienlijk groter dan in de periode 1924-1943 en omspant alle universiteiten en hogescholen van Nederland tot 1963. Het geeft aan dat de RCK-besturen hoogleraren bereid vonden om naar Rotterdam te komen en enkelen kwamen zelfs tweemaal.
De chemie in de breedste zin was het onderwerp: van staal tot virussen, van sporenanalyse tot technologie, van de bouw van het atoom tot het ontstaan van ziektes. Zo sprak de Leidse hoogleraar C.J.F. Böttcher zowel over de atoomkern als over de chemische aspecten van aderverkalking. Prof. Verkade, die veelvuldig een lezing gaf in het interbellum, sprak nog een keer over zijn favoriete onderwerp: de chemische nomenclatuur.
Maar er kwamen ook andere disciplines dan chemie aan de orde. Zoals voordrachten over meten, astrofysica, wiskunde en watervoorziening. En naast de wetenschap en techniek kreeg de geschiedenis ervan aandacht met lezingen van de bekende hoogleraren R.J. Forbes en R. Hooykaas (26). De presentatie van prof. dr. A.G.M. van Melsen over wijsbegeerte en de natuurwetenschap leidde zoals te verwachten viel tot discussies. Volgens het verslag in het Chemisch Weekblad vond de spreker ‘daarbij gelegenheid verschillende door hem aangegeven feiten nader te ontwikkelen’ (27).
De nabijgelegen TH Delft leverde het hoogste aantal sprekers, met de Universiteit van Amsterdam als goede tweede. Hieronder volgt de lange lijst:
Universiteit van Amsterdam:
- A.H.W. Aten jr., hoogleraar chemische analyse en radiochemie: Chemische en biologische toepassingen van tracers.
- R.J. Forbes, hoogleraar wetenschapsgeschiedenis: Wetenschap en techniek in de oudheid.
- H. Gerding, hoogleraar algemene en anorganische chemie: Raman- en infraroodspectroscopie.
- J.J.A. Ketelaar, hoogleraar fysische chemie en thermodynamica: Chemische binding en Entropie als eenvoudig begrip.
- T.Y. Kingma Boltjes, hoogleraar algemene en toegepaste microbiologie: Levensmiddelen en microbiologie (ook aangekondigd als: Assimilatie en Synthese).
- C.H. MacGillavry, hoogleraar chemische kristallografie: Kristalchemie van zuuranhydriden.
- A.M.J.F. Michels, hoogleraar experimentele en technische natuurkunde: Meten.
- W.B.C. van Tongeren, hoogleraar analytische chemie: Automatische spectraalanalyse.
Vrije Universiteit van Amsterdam:
- R. Hooykaas, hoogleraar geschiedenis van de natuurwetenschappen: De ontwikkeling der chemische laboratoriumapparatuur.
TH Delft:
- J.H. de Boer, hoogleraar katalyse: Katalyse en Kernchemie en enige harer toepassingen.
- W.F. Brandsma, hoogleraar mechanische technologie en metallurgie: Gelegeerd staal.
- W.G. Burgers, hoogleraar fysische scheikunde: Nieuwere onderzoekingen over de vervorming en rekristallisatie van metaalkristallen en Dislocaties in kristallen.
- P.M. Heertjes, hoogleraar scheikundige technologie: Verven, vroeger en nu.
- P. Karsten, hoogleraar analytische scheikunde: De ontwikkeling van de colorimetrie en haar betekenis voor het sporenonderzoek.
- D.W. van Krevelen, hoogleraar scheikundige technologie: Research in de steenkoolveredelingsindustrie en Grepen uit de ontwikkeling van de synthetische vezels.
- W.F.J.M. Krul, hoogleraar weg en waterbouwkunde: Watervoorziening van bevolking en industrie in het kader der economische ontwikkeling.
- C.J. van Nieuwenburg, hoogleraar analytische scheikunde: Chromatografie en Alchemie.
- J.A. Prins, hoogleraar natuurkunde: Viscositeit.
- F.E.C. Scheffer, hoogleraar anorganische en fysische scheikunde: Beschouwingen over het verleden en het heden van de phasenleer.
- P.E. Verkade, hoogleraar organische scheikunde: Dyson’s systeem voor de codificatie en nomenclatuur der organische verbindingen.
- J.C. Vlugter, hoogleraar scheikundige technologie: De wereldenergievoorziening en in het bijzonder de rol die de aardolie daarin vervult.
TH Eindhoven:
- W. Peremans, hoogleraar wiskunde: Is wiskunde nuttig?
- J.M. Stevels, hoogleraar anorganische chemie: Recente ontwikkelingen van de technologie en de kennis van de structuur van glas.
Universiteit Groningen:
- J.F. Arens, hoogleraar organische chemie: Zwavel, een element met aantrekkelijke eigenschappen voor de organicus.
- P. Terpstra, hoogleraar kristallografie: Identificatie van kristallen.
Universiteit Leiden:
- C.J.F. Böttcher, hoogleraar fysische chemie: De energie van de atoomkern en Chemische aspecten van atherosclerose.
- E. Havinga, hoogleraar organische chemie: Photosynthese en Door straling teweeggebrachte chemische reacties.
- H. Veldstra, hoogleraar biochemie: Voorstellingen en feiten omtrent de biosynthese.
Katholieke Universiteit Nijmegen:
- A.G.M. van Melsen, hoogleraar wijsbegeerte, De betekenis der wijsbegeerte voor de beoefenaar der natuurwetenschap.
Universiteit Utrecht:
- J.M. Bijvoet, hoogleraar algemene en anorganische chemie: Röntgenanalyse van grote moleculen.
- G.J.M. van der Kerk, hoogleraar organische chemie: Enkele moderne ontwikkelingen der organometaalchemie.
- F. Kögl, hoogleraar organische chemie: Het vraagstuk der tumorproteïnen.
- M. Minnaert, hoogleraar astrofysica: Radiogolven in de sterrenkunde.
- J.Th.G. Overbeek, hoogleraar fysische chemie: De physische chemie van zeepoplossingen.
- J.A.C. van Pinxteren, hoogleraar farmaceutische chemie: Anti-Malariastoffen en Cariespreventie en waterfluoridering.
- L. Seekles, hoogleraar medisch-veterinaire chemie: De beteekenis van de calciumionen-activiteit voor het dierlijke organisme.
- J. Smittenberg, hoogleraar analytische chemie: Plaats en taak van de analytische chemicus in de industrie.
Landbouwhogeschool Wageningen:
- H.J. den Hertog, hoogleraar organische chemie: Radicaalreacties, ingeleid door elektrische ontladingen.
- T.H. Thung, hoogleraar virologie: Virusvermeerdering bij planten.
- J. de Wilde hoogleraar de entomologie: Hormoononderzoek bij insecten.
De RCK mocht in november 1963 tevreden terugkijken op haar 50-jarige bestaan met het organiseren van vele lezingen. Het seizoen was echter nog niet afgelopen en de kring ging door. Met de wens van het bestuur dat ook in het komende jaar, de leden in stijgende mate hun belangstelling zouden tonen. In januari 1964 kwam de volgende hoogleraar, prof. dr. ir. A.I.M. Keulemans van de TH Eindhoven, voor een lezing over ‘Miniaturisering, ook op chemisch gebied’.
Noten
Het Chemisch Weekblad is digitaal beschikbaar tot en met 1955 (https://ugp.rug.nl/cw). Een aantal van de hieronder genoemde referenties werd tevens gedigitaliseerd en is de link aangegeven. Voor de kranten, zie KB/Delpher.
(1) Gegevens ontleend aan het gedenkboek 65 Jaar Havenbedrijf, samengesteld door Ivo Blom, Cor de Koning, Rob Wilken e.a., uitgegeven door het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam, 1997.
(2) Ir. E.J.G. Toxopeus, ‘De petrochemische industrie en Rotterdam’, Chemisch Weekblad 59 (1963), p. 666-668.
(3) Chemisch Weekblad 41, 4 augustus 1945, p. 2.
(4) M.J. van Lieburg en H.A.M. Snelders, De bevordering en volmaking der proefondervindelijke wijsbegeerte, De rol van het Bataafsch Genootschap te Rotterdam in de geschiedenis van de natuurwetenschappen, geneeskunde en techniek (1769-1988), Editions Rodopi, Amsterdam, 1989, p. 198.
(5) ‘Dr. Dijkstra gehuldigd bij afscheid van h.b.s.’, Het Vrije Volk van 2 maart 1963.
(6) ‘Dr. D.W. Dijksta overleden’, Het Vrije Volk van 28 maart 1970.
(7) J.A. Emmens, ‘Geschiedenis van het bier’, Chemisch Weekblad 68, 14 juli 1972, p. B1-B2.
(8) I. Vledder, E. Homburg en E. Houwaart, ‘Particuliere laboratoria in Nederland. Deel 2: achteruitgang, consolidatie, transformatie, 1914-1950’, NEHA-Jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis 63 (2000), p. 131 (https://www.researchgate.net/).
(9) ‘Rotterdammers helpen bij meten luchtvervuiling’, Het Vrije Volk van 19 februari 1964.
(10) ‘Afscheid’, Algemeen Dagblad van 13 maart-1970
(11) Aankondiging in het Chemisch Weekblad 57, 11 februari 1961, p. B37.
(12) ‘De herdenking van de 100ste geboortedag van Jacobus Henricus van ’t Hoff te Rotterdam’, Chemisch Weekblad 48, 18 oktober 1952, p. 773. Zie ook Het Vrije Volk van 21 augustus 1952.
(13) Verslag van het 35-jarig bestaan van de RCK in het Chemisch Weekblad 44, 19 juni 1948, p. 350-351.
(14) ‘Huldiging Dr. T. van der Linden’, Chemisch Weekblad 51, 8 januari 1955, p. 30.
(15) ‘Programma van de 114e Algemene Vergadering op 12, 13 en 14 juli 1955 te Rotterdam’, Chemisch Weekblad 51, 4 juni 1955, p. 443-446; ‘Verslag van de 114e Algemene Vergadering’, ibidem 5 november 1955, p. 800-804.
(16) ‘De 1ste gecombineerde Zomervergadering van de Société Chimique de Belgique, de Vlaamse Chemische Vereniging en de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging, gehouden te Rotterdam op 16, 17 en 18 juni I960’, Chemisch Weekblad 56 (1960), p. 517-522. Met foto’s van de boottocht.
(17) Bespreking van het boek in De Telegraaf van 12 juni 1961.
(18) G. Carrière, ‘Cosmetica in de loop der eeuwen’, Chemisch Weekblad 69, 5 oktober 1973, p. C2-C6.
(19) Biografie van Paul Putzeys (1897-1983), website Historiek van de KVCV, NL-PUTZEYS (kvcv.be).
(20) Biografie van Julien Hoste (1924-2011), ibidem Hoste_Julien_NL.pdf (kvcv.be).
(21) Biografie van Maurits D’Hondt (1922-1987), ibidem D'Hondt (kvcv.be).
(22) G.A.M. Diepen, ‘Over superkritische gassen’, Chemisch Weekblad 44, 6 maart 1948, p. 137-138.
(23) Dirk van Delft en Ton van Helvoort, Beelden zonder weerga, De elektronenmicroscoop van Ernst Ruska tot Ben Feringa, Uitgeverij Prometheus, Amsterdam, 2018.
(24) D. MacGillavry en H.J.C. Tendeloo, ‘Aan kiemplanten gemeten elektrische potentialen opgevat als Donnan-potentialen’, Chemisch Weekblad 53 (1957), p. 141-148.
(25) Ernst Homburg en Lodewijk Palm (red.) De geschiedenis van de scheikunde in Nederland. Deel 3. De ontwikkeling van de chemie van 1945 tot het begin van de jaren tachtig, Delft University Press, Delft, 2004. Het boek is als pdf-bestand te downloaden (Geschiedenis van de scheikunde in Nederland (boeken) - CHG (kncv.nl).
(26) R. Hooykaas, Geschiedenis der natuurwetenschappen, Van Babel tot Bohr, A. Oosthoek’s Uitgeversmaatschappij NV, Utrecht, 1971.
(27) Verslag in het Chemisch Weekblad 45, 8 januari 1949, p. 30.
___________________________________________________________________________________