Verslag van de CHG-bijeenkomst op 15 april 2016 in het Teylers Museum te Haarlem
Marinus van Marum (1750-1837) werd in 1784 aangesteld als directeur van het zogenoemde Physische en Naturaliën Kabinet van het Teylers Museum, het oudste museum van Nederland (www.teylersmuseum.nl). Van Marums ambities waren hooggespannen en hij begon direct na zijn benoeming met experimenteel natuur-wetenschappelijk onderzoek met behulp van een grote elektriseermachine gebouwd door de instrumentenmaker John Cuthbertson. Het Teylers Museum is dan ook de plaats bij uitstek voor een symposium over de begindagen van de chemie in Nederland zoals bedreven in de achttiende eeuw. Het was al weer vijf jaar geleden dat de Chemie Historische Groep (CHG) een bijeenkomst in het museum had georganiseerd (Klik hier voor de convocatie). En kennelijk tot tevredenheid want het aantal van 50 bezoekers overtrof ruim dat uit 2011.
Na het nuttigen van een kopje koffie in de rotonde bij de gehoorzaal van het museum opende CHG-voorzitter Rob van Veen klokslag 13 uur het symposium door kort in te gaan op het Teylers Museum en Marinus van Marum. Hij leidde in de loop van de middag de drie sprekers in en nodigde de toehoorders uit hun vragen op de sprekers af te vuren, waarvan ruimschoots gebruik werd gemaakt.
Van Marum deed niet alleen experimenten met zijn elektriseermachine maar was als typische 18e eeuwse wetenschapper actief op meerdere fronten en ook een hartstochtelijk verzamelaar van mineralen. Jan Stobbe (medewerker historische mineralogie, afdeling wetenschap bij Teylers Museum) ging daar in zijn presentatie ‘Het begin van de mineralogie en de mineralen in de verzameling van het Teylers Museum’ uitgebreid op in. Stap voor stap, beginnend in de oudheid, beschreef hij het ontstaan van de mineralogie. Vorm, kleur en zeldzaamheid waren van oudsher de redenen om kristallen te verzamelen. In de 18e eeuw werd begonnen met een systematische indeling op basis van uiterlijke kenmerken zoals hardheid. Beschrijven van de uiterlijkheden in de hoop een verklaring van de structuur te vinden. Er werden kristaltheorieën opgesteld zoals door de Zweed Torbern Bergman (1735-1784). Fransen als J.B. de Romé de l’Isle (1736-1790) en René Just Haüy (1743-1822) bouwden daarop voort, al dan niet later van plagiaat beschuldigd. De verkregen inzichten vertaalden zich in het vervaardigen van houten kristalmodellen. In de periode 1782-1810 legde Van Marum een collectie mineralen aan voor het Teylers Museum, de eerste institutionele collectie in Nederland. Hij bezocht daarvoor veilingen en collega’s in het buitenland. Van Marum stond in contact met mineralogen als Haüy en maakte gebruik van hun systematiek voor de indeling van de aangeschafte mineralen. Na 1810 werd er weinig meer aangekocht. Het Teylers Museum bezit nu zo’n 12.000 mineralen waarvan er slechts 940 in de Ovale Zaal van het museum worden getoond.
Klik hier voor de volledige tekst van de presentatie van Jan Stobbe.
Houten modellen waarmee R.J. Haüy de kristalopbouw illustreerde (Collectie Teylers Museum).
Mineralen werden niet alleen verzameld, maar werden ook toegepast in de hoop daarmee zieke mensen te genezen. Marieke Hendriksen (wetenschappelijk medewerker Universiteit Utrecht) zette dat helder en vaardig uiteen in haar presentatie ‘Minerale medicijnen: fossiele chemie en geneeskunde in de vroege achttiende eeuw’. Ze onderhoudt ook een website ‘The Medicine Chest’ (zie: https://mariekehendriksen.nl) over de 18e eeuwse geneeskunde. In haar lezing gaf ze een inkijkje in de ontwikkeling van zowel de geneeskunde als de scheikunde en de interactie tussen beide. Rond 1700 speelden er nogal wat theorieën in de geneeskunde variërend van iatrochemie tot astrologie. Met iatrochemie, de benadering van het menselijke lichaam als een chemisch proces, deed de scheikunde ontegenzeggelijk haar intrede als academische discipline in de geneeskunde. De beroemde medicus Herman Boerhaave publiceerde in 1732 het uit twee omvangrijke delen bestaande Elementa Chemiae, waarin de chemische kennis uit die tijd werd verzameld. Naast artsen speelden apothekers een belangrijke rol. Waren de artsen de geleerden, die de medicatie voorschreven, dan kunnen de apothekers als de doeners en verkopers van medicijnen worden omschreven. Zij waren het die de preparaten op basis van plantaardige en dierlijke stoffen en mineralen maakten. Maar ook de combinatie arts-apotheker kwam voor onder wie Wouter van Lis, die in 1747 een Pharmacopoea met de Nederlandse ondertitel Meng- Schei- En Geneeskonstige Artseny-Winkel uitbracht. Scheikunde en mineralen waren in de 18e eeuw niet meer weg te denken uit de geneeskunde, maar het blijft toch opmerkelijk te horen dat symbolen, zoals voor ijzer, toentertijd nog de keuze bepaalde welke mineralen mogelijk een geneeskrachtige werking hadden. Marieke Hendriksen eindigde met de volgende drie conclusies: (1) bepaalde mineralen zoals edelstenen verdwenen na chemisch onderzoek uit de geneeskunde; (2) chemie werd een steeds belangrijker onderdeel van geneeskunde en farmacie; (3) maar veel Nederlandse artsen en apothekers bleven heel lang voorzichtig met het voorschrijven en verkopen van chemische en minerale geneesmiddelen, vanwege de forse bijwerkingen.
Klik hier voor de sheers van de presentatie van Marieke Hendriksen.
Na de koffiepauze gaf Ad Maas (conservator Boerhaave Museum) zijn visie op het onderzoek van de Hollandse Scheikundigen rond 1800 onder de titel: ‘Elektriciteit en nattigheid - Het Gezelschap der Hollandsche Scheikundigen en de Chemische Revolutie’. Exact vier jaar eerder had hij samen met collega’s in Museum Boerhaave hun experimenten gereconstrueerd (klik hier voor de korte beschrijving daarvan in een uitgave van Salon Boerhaave). Met behulp van elektriciteit opgewekt door een elektriseermachine werd water ontleed in waterstof en zuurstof, en beide gassen werden vervolgens weer met een knal omgezet in water wanneer de elektrodes boven de waterspiegel uitkwamen. De chemische revolutie, geïnitieerd door het werk van Antoine Lavoisier, leek met deze mooie demonstratie overtuigend bewezen. De rond 1700 opgestelde verbrandingstheorie gebaseerd op flogiston kon op de helling. Maar was dat wel zo? Wie waren nu die Hollandsche Scheikundigen met hun voormannen Adriaan Paets van Troostwijk (1752-1837) en Jan Rudolph Deiman (1743-1808) en wat was hun invloed buiten Amsterdam en Holland? Ze hadden zeker geen grote wetenschappelijke reputatie en ontbeerden een netwerk om vooraanstaande geleerden in Europa van het gelijk van hun experimenten te overtuigen. De flogistontheorie werd dan ook niet zo maar zonder vlag of stoot verlaten. Want een elektrische vonk kan immers zelf als een flogiston bevattende stof worden beschouwd. De al dan niet acceptatie van de experimenten van de Hollandsche Scheikundigen liep parallel met het aanvaarden van de leer van Lavoisier. Tegenstanders van diens leer lieten zich nu eenmaal niet overtuigen. Ad Maas verwees in zijn presentatie naar de publicaties van Hasok Chang over de historische beschrijving van de chemische revolutie van Lavoisier (klik hier voor een artikel in HYLE Vol. 16, no. 2, 2010). Die revolutie was zeker niet zo plotsklaps en werd noch door iedereen omarmd als wetenschapshistorici graag opschrijven.
Klik hier voor de sheets van de presentatie van Ad Maas.
Een symposium getiteld ‘Op bezoek bij Martinus van Marum’ kan niet afgesloten worden zonder een rondleiding door het Teylers Museum. De bezoekers werden daartoe in drie groepen verdeeld en rondgeleid langs enkele hoogtepunten van de collectie. Vanzelfsprekend werd de Instrumentenzaal bezocht waar de grote elektriseermachine van Van Marum tentoongesteld staat. En ook de in oude luister herstelde Ovale Zaal waarin hij zijn experimenten deed. Midden in de zaal bevindt zich nu een deel van de mineralencollectie. In de bij het reguliere museumbezoek niet toegankelijke bibliotheek waren verder nog enkele oude boeken in te zien over mineralogie en de elektriseermachine. En ook de Schets der Leere van Lavoisier van Martinus van Marum uitgebracht in 1787, nog vóór de publicatie door Lavoisier zelf. De schets was belangrijk voor de introductie van de moderne chemie in Nederland.
De CHG-voorzitter ontving na afloop tal van positieve reacties op de middag in het Teylers Museum. Hoofdconservator Wetenschappelijke Collecties Trienke van der Spek, een van de rondleiders, liet weten dat ze terugkeek op een geslaagde middag. En dat ze verwachtte nog wel eens met de CHG over nieuwe activiteiten in het museum te zullen spreken. Over vijf jaar dan maar weer?
Eric R.J. Wils
25 april 2016
Klik hier voor een foto-impressie van de bijeenkomst.