Scheikunde op Steen: De ontwikkeling van de steendruk tot ca. 1900
Verslag van het middag-symposium gehouden op zaterdag 13 juni 2015, in het Nederlands Steendrukmuseum, Valkenswaard.
Opgesteld door Rob van Veen. Foto's: Andreas Weber.
Het Nederlands Steendrukmuseum te Valkenswaard was op zaterdag 13 juni 2015 het fraaie & toepasselijke decor voor een middagsymposium getiteld 'Scheikunde op steen: De ontwikkeling van de steendruk tot ca. 1900' (Klik hier voor de aankondiging). Twee sprekers, voorzien ook van prachtig beeldmateriaal, de museumdirecteur, en een demonstrateur en een rondleider zorgden voor een bijzonder interessante & leerrijke middag. Als dagvoorzitter fungeerde, zoals wel vaker, Rob van Veen. De sprekers bleken vooraf contact gehad te hebben zodat de ene voordracht naadloos overging in de andere - geweldig.
Het bal werd geopend door Ad Stijnman, graficus en bibliothecaris, auteur van het prachtige boek Engraving and Etching 1400-2000: A History of the Development of Manual Intaglio Printmaking Processes [handelsuitgave van zijn proefschrift; 2012 - het exemplaar van CHG bestuurslid Andreas Weber lag ter inzage - wat een boek], en o.a. in deeltijd verbonden aan de Herzog August Bibliothek Wolfenbüttel, afdeling Manuscripts, incunabula, and special collections. Zijn voordracht droeg de titel Voorlopers van de chromolithografie en voerde ons naar de wortels van de drie- en vierkleurendruk, een systeem dat 300 jaar geleden bedacht werd en nog altijd wordt toegepast.
Men kan drie typen druktechniek onderscheiden, nl. hoogdruk [bijv. houtsnede, stempels, typografie], diepdruk [bijv. graveren (mechanisch), etsen (chemisch)], en vlakdruk [bijv. lithografie, offset, lichtdruk], en Ad concentreerde zich voornamelijk op ontwikkelingen in de eerste twee. Hoogdruk op papier stamt uit het begin van de 15e eeuw - met houtsneden bestempeld textiel komt al vanaf ca. 1300 voor: toen men een textieldruk uit het einde van de 14e eeuw ontdekte, een grote zeldzaamheid, werd het stuk in drieën verdeeld, en drie verschillende musea bewaren nu die drie delen, aldus het risico van teloorgang minimaliserend. Verder kwamen o.a. Thomas Bewick aan de orde, die rond 1775 de houtgravure lanceerde [na 1800 ook in kleur], en de Chiaroscuro techniek, ook een vorm van kleurendruk. - Diepdruk kwam iets later, maar stamt ook uit de eerste helft van de 15e eeuw. Het gebruik van burijn en wiegijzer (à mezzotint) werd toegelicht: het ziet er gemakkelijk uit, maar dat is schijn. Etsen van koper met salpeterzuur kwam pas echt in zwang na 1520 toen salpeterzuur in grotere hoeveelheden beschikbaar kwam (i.v.m. buskruitproductie) - etsen van zink werd pas na 1800 toegepast, toen zeer zuiver zink uit India kon worden betrokken. Ad liet een slide zien waarop een groot aantal etsreacties bijeen gebracht waren, en hij daagde de "echte" chemici onder ons uit er chocola van te maken (staat nog op ons lijstje...). Vanaf 1990 zijn er weer nieuwe etstechnieken opgekomen, en wel vanwege HSE problemen met de oude.
Op een gegeven moment ging men in twee kleuren drukken, en dat kon je doen met twee inkten op dezelfde plaat, door de plaat in stukken te zagen, ieder te voorzien van zijn eigen inkt, en weer samen te voegen, of met behulp van twee drukgangen (over elkaar drukken). - Meer kleuren kan dan ook op allerlei manieren, bijv. à la poupée, waarbij met een bolletje stof (vandaar poupée) de plaat op verschillende plekken van verschillende inkt wordt voorzien. De 'trichromatische kleurendruk', met name het drukken van drie mezzotint-platen in blauw, geel en rood (in die volgorde) over elkaar heen (subtractieve kleurmenging) is uitgevonden door J.C. le Blon in het begin van de 18e eeuw, toen hij in Amsterdam woonde. Later drukte hij eerst een extra plaat in blauw of zwart, vóór de andere kleuren. Zijn procédé werd vooral in Frankrijk gebruikt, maar niet door iedereen natuurlijk: zo drukte Bonnet in een poging een pastel te reproduceren met 11 kleuren van 8 platen. Kort voor 1800 verdween dit procédé weer. Ongeveer gelijktijdig vond Senefelder de steendruk uit, waarmee eerst in zwart-wit werd gewerkt, maar Godefroy Engelmann patenteerde in 1837 een met Le Blon vergelijkbare driekleuren lithografische druktechniek die hij uiteindelijk 'chromolithografie' noemde, wat de benaming werd voor alle meerkleurenlithografie in de 19e eeuw. Het systeem van de vierkeurendruk is de basis van de huidige offsetdruk, kleurenkopieermachines en digital printers.
En zo waren we dan bij de lithografie aangekomen, en werd het stokje overgenomen door Dick van Lente, verbonden aan de Erasmus School of History, Culture and Communication, en medeauteur van TIN19, deel 2 [onderdeel "Papier, druk, en communicatie", klik hier voor de verwijzing en de tekst op www.dbnl.org]. Hij had zijn voordracht de titel Opkomst en toepassingen van de lithografie. Met bijzondere aandacht voor populaire scheikundeboeken meegegeven.
In de 19e eeuw hebben we te maken met een enorme proliferatie aan druktechnieken en een dito technische ontwikkeling [Terzijde: het is interessant te bedenken dat naderhand die verscheidenheid weer radicaal versmald is, tot bijna uitsluitend offset]. Dit was het gevolg van de Franse Revolutie en haar naweeën, die nl. leidden tot de opkomst van beroepen die een zekere leesvaardigheid vereisten (bureaucratie, administratie), en tot het streven het volk te beschaven waardoor het verspreiden van plaatjes een hoge vlucht nam, bijv. als illustraties in populair-wetenschappelijke boeken. De burgerij wilde graag kennis verspreiden onder de lagere standen, met name ambachtslieden en boeren, omdat, zoals Ernst Homburg in 1995 betoogde, (i) kennis zou leiden tot uitvindingen, (ii) natuurkennis ontzag zou in boezemen voor de Schepper, en (iii) een ijverige en gelovige ambachtsman niet gevoelig zou zijn voor revolutie. Nu kun je een houtsnede en letters (à la Gutenberg) gemakkelijk samen afdrukken, maar met een ets of een gravure, die in principe mooiere figuren leveren, gaat dit niet. Bovendien is koper tamelijk zacht zodat hiermee geen grote oplages mogelijk waren.
Enter lithografie: hierbij is er géén onderscheid tussen letter en beeld, zoals bij de demonstratie later die middag nog weer eens bleek. Per kleur heb je dan in principe een steen nodig, en dit kan wel oplopen tot 20 kleuren! In de loop van de tijd werden er natuurlijk allerlei verbeteringen aangebracht, zoals mechanisatie van het inkten en bevochtigen, het gebruik van cilinders i.p.v. een rijver, metalen ondergrond i.p.v. steen [een dunne metalen plaat kan op een cilinder gespannen worden], het overbrengen van tekening op steen, en kleurendruk dus. De chromolithografie maakte het vervolgens grote bedrijven mogelijk op grote schaal reclame te maken & fraaie briefhoofden te gebruiken. Ook goedkope bladmuziek kwam op, parallel aan de opkomst van de pianoforte: in de Romantiek konden ook musici een genie zijn (Beethoven!), en in het kielzog daarvan wilde ieder lid van de burgerij op zo'n piano kunnen spelen (vergelijk de elektrische gitaar rond 1950!) - een grote uitgever van zulke bladmuziek, J. André, had ook een samenwerking met Senefelder. Ook wilde iedereen ineens kunnen tekenen, en dat bracht allerlei boeken met tekenvoorbeelden, in litho dus, op de markt, zoals ca. 1853 een uitgebreide L'École de dessin. - En ook grote kunstenaars (Delacroix, Daumier, ...) konden zo, in de vorm van litho's, hun werk in oplage verkopen. Enz.
Speciaal voor deze voordracht is Dick nog in de bieb gedoken om te bezien of illustraties in 19eeeuwse scheikundeboeken voor een breed publiek al dan niet gebaseerd waren op lithografie. Helaas konden hier weinig lithografieën boven water gehaald worden. Na 1865 lag de nadruk meer op schoolboeken. Hier bleken de plaatjes bijna altijd houtgravures te zijn - die zijn bijna net zo mooi als kopergravures - en clichés kon je vaak kopen, er waren hele catalogi van. Kopergravures kwamen ook wel voor, en die werden dan apart van de tekst afgedrukt [aparte pers, op apart papier], soms allemaal bij elkaar op één uitvouwbaar blad. Slechts een énkele keer werd een litho aangetroffen, en het bleef onduidelijk waarom in die gevallen voor de lithografie was gekozen (vanwege de mogelijkheid tot hoge oplage, of het feit dat een grote plaat geen probleem was?). Dick had een paar interessante boeken ter inzage meegenomen, erg leuk.
Benodigheden voor het bedrijven van chemie op steen (links) en het onmisbare carborundum (siliciumcarbide, rechts)
Na een korte inleiding over het museum door directeur en oprichter Ir. Peter-Louis Vrijdag (zie de website van het museum voor de details over de boeiende geschiedenis van het museumgebouw, en de oprichting van het museum zelf: www.steendrukmuseum.nl), waarbij hij verklaarde dat zijns inziens Senefelder geheel ten onrechte oneindig veel minder bekend was dan Gutenberg - en daar heeft hij een punt - werd ons eerst op zeer heldere wijze de steendruktechniek gedemonstreerd, zodat wij nu voor eens & altijd weten hoe het werkt, en vervolgens kregen we een rondleiding door het museum. Hierbij bleek dat Senefelder begonnen was met het uitproberen van een nieuwe hoogdruktechniek, met steen, hetgeen geen goed idee bleek, maar door serendipiteit op het vocht vs vet principe kwam dat aan de (vlakke) steendruk ten grondslag ligt - er staat een pers die nog de oorspronkelijke uitvoeringsvorm van de lithografie belichaamd (met rijver dus) & vele prachtige voorbeelden van lithografische kunst en kunde hielden nog lang onze aandacht vast. Het geheel werd afgesloten met een zeer geanimeerde borrel.
Demonstratie van de steendruktechniek (links) en de lithosteen voor het persen (rechts)
Drukken van de afbeelding (links) en een deel van het CHG-bestuur kijkt terug op een geslaagde bijeenkomst (rechts)