- Dr. Constant Frederik van Duin (1891-1946) was als chemicus werkzaam bij de Universiteit Utrecht, in de chemische industrie, bij de artillerie en beëindigde zijn loopbaan als apotheker.
- Constant van Duin werd op 19 oktober 1891 geboren in Vollenhove in de Kop van Overijssel als zoon van een dokter. Na het behalen van het HBS-B diploma in Utrecht en een aanvullend examen voor het volgen van universitair onderwijs ging hij wis- en natuurkunde studeren aan de Universiteit Utrecht. In 1912 slaagde hij voor het kandidaatsexamen scheikunde en werd assistent van prof. dr. P. van Romburgh. In 1913 werd hij lid van de KNCV (toen nog NCV) en in juni 1914 behaalde hij met lof het doctoraalexamen scheikunde.
- Aan de Universiteit Utrecht deed hij samen met de latere hoogleraar H.R. Kruyt fysisch-chemisch onderzoek op het gebied van de colloïdchemie, waarover in vaktijdschriften werd gepubliceerd. De samenwerking met Kruyt bleef behouden, zelfs nadat Van Duin niet meer op de universiteit werkzaam was. Samen met Kruyt werd in het begin van de jaren twintig onderzoek verricht naar adsorptie en heterogene katalyse. In meer detail (p. 100-103, 105, 111, 188) beschreven door G. Somsen, ‘Wetenschappelijk onderzoek en algemeen belang’: De chemie van H.R. Kruyt (1882-1959)’.
- Van Romburgh had veel onderzoek gedaan naar nitroaromaten en nitramines, de bestanddelen van springstoffen waaraan in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog grote behoefte was. De Nederlandse krijgsmacht zocht daarover wetenschappelijk advies bij Van Romburgh. Zijn assistent Van Duin was gemobiliseerd bij de vestingartillerie en werd in 1915 bevorderd tot reserve tweede luitenant der artillerie. In plaats van dienst op een fort verrichtte hij gedurende de oorlogsjaren springstoffenonderzoek op de universiteit en in de periode 1917-1919 bij het Scheikundig-Laboratorium van de Artillerie-Inrichtingen gevestigd op het Hembrugterrein bij Zaandam.
- Op 8 oktober 1918 promoveerde Van Duin in Utrecht cum laude bij Van Romburgh op het proefschrift ‘Onderzoekingen over moderne brisante nitro-explosiva’. Over zijn promotiewerk publiceerde hij in vaktijdschriften en schreef ook artikelen in het Chemisch Weekblad:
‘Iets over de vergiftige werking der moderne brisante nitrospringstoffen’, Chemisch Weekblad 16 (1919) 202-205.
‘Het „waarom” der moderne brisante nitrospringstoffen’, samen met K. Brackman in het Chemisch Weekblad 16 (1919) 501-509.
‘Titratie en partiële reductie van nitroverbindingen met titaanchloruur’, Chemisch Weekblad 16 (1919). 1111-1122. - Terug in de civiele wereld trad Van Duin in 1919 als scheikundige in dienst van de N.V. Chemische Fabriek ‘Naarden’. De firma was in 1905 opgericht en was in de Eerste Wereldoorlog belangrijk geweest voor de productie van glycerine, de uitgangstof van nitroglycerine. Naast glycerine werd er in Naarden gewerkt aan het maken van nieuwe producten zoals geur- en smaakstoffen en uitgangsstoffen voor de kleurstoffenindustrie.
Van Duins betrekking in Naarden duurde slechts tot 1921. Hij nam ontslag en kreeg van de KNAW een voordracht om als Ramsay Memorial Fellow te werken in het United College of St. Leonards and St. Salvador te St. Andrews in Schotland. Zijn gezondheid dwong hem dat na een half jaar op te geven. In 1922 keerde hij terug naar de krijgsmacht als reserve eerste luitenant voor speciale diensten bij de staf van de artillerie. - Van Duin behield de band met de organische chemie en de academische wereld. Hij was vanaf 1921 vaste medewerker van het tijdschrift Recueil des travaux chimiques des Pays-Bas waarin hij ook publiceerde. Hij maakte tevens deel uit van de redactiecommissie van het Chemisch Jaarboekje van de KNCV en in het Chemisch Weekblad schreef hij onder meer tientallen boekrecensies. De mogelijkheid om de opvolger van zijn leermeester Van Romburgh te worden ging echter door gezondheidsproblemen verloren. Voor zijn ziekte werd hij meermaals langdurig behandeld in een ziekenhuis.
- Van Romburgh was afkerig van theoretische beschouwingen maar Van Duin volgde dat voorbeeld niet. In 1925 publiceerde hij in het Chemisch Weekblad (p. 146-156) het lange artikel ‘Het principe der geïnduceerde afwisselende polariteit in organische verbindingen’ met zijn visie op de valentietheorie. Hij publiceerde het ook in het Zeitschrift für physikalische Chemie en ontlokte ermee een discussie die door H.A.M. Snelders werd opgenomen in de ‘Geschiedenis van de scheikunde in Nederland 2 (p. 143)’.
In het Chemische Weekblad van 1928 (p. 202-205) verscheen nog een beschouwing over de meting van reactiesnelheden in de organische chemie.
Met prof. dr. Ernst Cohen stelde hij in het Chemisch Weekblad van 1926 (p. 22-57) een uitgebreid overzicht samen gewijd aan de zeventigste verjaardag van Pieter van Romburgh. Cohen tekende voor het deel over ‘De man’ en Van Duin over ‘Het wetenschappelijk werk’ met een gedeelte over nitraminen en nitroverbindingen. Het nummer werd ook apart in boekvorm uitgebracht, hier als pdf-bestand (18 MB) te downloaden. - Begin jaren dertig vond een nieuwe fase in Van Duins loopbaan plaats. Hij kreeg in 1931 eervol ontslag bij de krijgsmacht, maar keerde niet terug naar de Utrechtse Universiteit in een wetenschappelijke positie maar als student farmacie. Ondanks de gezondheidsproblemen behaalde hij in 1933 het apothekersexamen met lof en opende de Apotheek van Duin in de gemeente Maartensdijk ten noorden van Utrecht. Naast de apotheek was een school voor opleiding tot apothekersassistente gevestigd. Zijn ervaringen als apotheker legde hij vast in het boek ‘Handleiding tot de practische en theoretische receptuur’ dat postuum werd uitgegeven in 1948 in Amsterdam. Een boekbespreking verscheen in het Chemisch Weekblad 45 (1949) 228. Het boek verscheen in het Maleis ook in Indonesië. De Utrechtse hoogleraar farmacie prof. dr. O.F. Uffelie bracht in 1959 een herziene versie van de handleiding uit.
- Van Duin trouwde in 1919 met Elsiena Elema. Het huwelijk hield geen stand en ze scheidden in 1926. Hij hertrouwde in 1930 met Anna van Aken. Hij overleed op relatief jonge leeftijd van 54 jaar op 3 februari 1946 in Maartensdijk. De overlijdensadvertentie in het Algemeen Handelsblad van 6 februari 1946 vermeldde alleen als beroep apotheker, alsof de chemie na 1933 had afgedaan. Uffelie schreef een In memoriam in het Pharmaceutisch Weekblad van 23 februari 1946, p. 75-76.
_________________________________________________________________________________________
Datum: 15-2-2021