- Ir. Adriaan Johan der Weduwen (1896-1983) was van 1922 tot 1948 hoofd van het Scheikundig Laboratorium van de Artillerie-Inrichtingen en van 1949 tot 1961 directeur van het Technologisch Laboratorium van TNO.
- Adriaan der Weduwen werd op 27 juli 1896 geboren in het Zeeuwse dorp Nieuwerkerk als oudste zoon van een ontvanger van directe belastingen. Hij volgde de HBS in Rotterdam en slaagde in 1915 voor zijn examen. Vervolgens ging hij scheikunde studeren aan de Technische Hogeschool (TH) te Delft, behaalde in 1920 het kandidaatsexamen en studeerde in 1921 af als scheikundig ingenieur. In 1920 werd hij lid van de KNCV (toen nog NCV).
- In 1921 trad hij in dienst van het Scheikundig Laboratorium van de Artillerie-Inrichtingen op het Hembrugterrein bij Zaandam. Het was een relatief klein laboratorium dat tot taak had het keuren van explosieve stoffen en allerlei materialen die de Nederlandse krijgsmacht aanschafte en waarvoor chemisch onderzoek nodig was. In 1922 nam het hoofd van het laboratorium, David Jan Berkhout (1868-1945), wegens gezondheidsredenen ontslag en werd Der Weduwen de facto zijn opvolger. Die functie, met de officiële naam van technoloog, werd pas in 1938 officieel bekrachtigd. Zijn werk bestond vanaf 1922 in het leidinggeven aan het laboratorium en deelname aan allerlei commissies.
- De eerste publicatie van Der Weduwen in het Chemisch Weekblad [19 (1922) 341-342] ging over een ontploffing met als titel ‘Bijdrage tot de kennis van de explosieve eigenschappen van mengsels die ammoniumnitraat bevatten’. Hij gaf daarin zijn visie op de ontploffing bij de BASF in het Duitse Oppau in 1921, waarbij meer dan 500 mensen omkwamen. Onderzoek naar ontploffingen en vooral het voorkomen daarvan vormden een leidraad in zijn verdere carrière.
- De Nederlandse krijgsmacht had in de Eerste Wereldoorlog geprobeerd een chemisch wapen te ontwikkelen met hulp van de chemische industrie. Erg succesvrij was dat niet geweest en eind 1918 werden de ontwikkelingen gestopt. De dreiging van chemische wapens in het interbellum maakte dat het ministerie van Defensie in 1923 een Commissie voor Chemische Strijdmiddelen instelde. Die kreeg in 1934 een vervolg met de ‘Commissie van advies nopens chemische en aanverwante verdedigingsvraagstukken’. De commissie bestond uit enkele hoogleraren scheikunde met prof. dr. P. van Romburgh als voorzitter en de praktijkman Der Weduwen als secretaris.
- Vanaf 1923 werd onderzoek naar chemische wapens een taak van het Scheikundig Laboratorium naast explosieve stoffen. Kennis werd vergaard over die wapens en beschermingsmiddelen daartegen zoals gasmaskers, gaspakken en ontsmettingsmiddelen. De omgang van de Nederlandse defensieorganisatie met chemische strijdmiddelen en de rol van Der Weduwen daarin, staat uitgebreid beschreven in het boek ‘De geest in de fles’ van Herman Roozenbeek en Jeoffrey van Woensel uit 2010.
Er verscheen een stroom publicaties van Der Weduwen en zijn medewerkers in de vorm van mededelingen. In het Chemisch Weekblad werden die mededelingen vanaf 1929 regelmatig besproken. Der Weduwen hield ook lezingen en cursussen over het onderwerp. Het bleef echter niet bij alleen beschermingsmiddelen. In opdracht van het ministerie van Koloniën werd in 1938 een proeffabriek voor mosterdgas, met als codenaam ‘kaneelolie’ op het Hembrugterrein gebouwd. Der Weduwen legde voor de bouw contact met de Duitse mosterdgasspecialist dr. Anton Cmentek. De proeffabriek werd ontmanteld en in 1939 naar Nederlands-Indië gestuurd. - Het Scheikundig Laboratorium werd in 1939 verplaatst naar Delft. Het werd gehuisvest in een gebouw aan de Julianalaan 134. Dat gebouw was ontworpen voor de afdeling Scheikundige Technologie van de TH maar daarvoor nooit gebruikt. In de Tweede Wereldoorlog kreeg het de naam Laboratorium Poortlandlaan, wegens het verbod op de naam prinses Juliana door de Duitse bezetter. Het laboratorium werd tijdelijk onder de TNO-vlag geplaatst. Aan militair gerelateerde werkzaamheden kwam een einde, maar het laboratorium was vanaf de start ook een keuringsinstituut geweest voor allerlei materialen zoals oliën en vetten, zetmeel en stro. Namens de krijgsmacht had Der Weduwen in het interbellum regelmatig zitting genomen in allerlei commissies van het Centraal Normalisatiebureau voor het opstellen van keuringsvoorschriften van materialen. En met keuringen kon de oorlog worden overleefd.
- Onder leiding van Der Weduwen maakte het Scheikundig Laboratorium na de oorlog in 1949 de stap naar de in 1946 opgerichte Rijksverdediging Organisatie van TNO. Het werd herdoopt in Technologisch Laboratorium van de RVO-TNO met als taak onderzoek en keuring van explosieve stoffen. Onderzoek naar chemische strijdmiddelen werd overgedragen aan het Chemisch Laboratorium van de RVO-TNO. Der Weduwen bleef directeur tot zijn pensionering in 1961. In De Tijd/De Maasbode van 29 december 1961 verscheen een artikel naar aanleiding van zijn afscheid met als titel ‘Kruit nog niet verschoten’ (zie: KB/Delpher).
- Naast zijn directeurschap van het Technologisch Laboratorium was hij adviseur van het ministerie van Defensie in hinderwetzaken betreffende ontplofbare stoffen. Daarmee bleef hij na zijn pensionering actief. Hij was lid van een deskundigencommissie die de ontploffingen bij de kruitfabriek Muiden Chemie in 1966 en 1972 onderzocht. In het Parool van 12 december 1972 gaf hij daarover zijn visie: ’Het is uit de hand gelopen’ (zie: KB/Delpher).
- In 1956 werd Der Weduwen benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij was op 5 juli 1927 getrouwd met Johanna Bouwman (1904-1967) te Zaandam en het paar had kinderen. Der Weduwen overleed op 87-jarige leeftijd op 31 december 1983 in Delft. De overlijdensadvertentie verscheen op 3 januari 1984 in De Telegraaf en NRC Handelsblad.
________________________________________________________________________________________
Datum 16 april 2021