Jan Steggerda geeft in De geschiedenis van de scheikunde in Nederland 3 (2004) in hoofdstuk 11 over Anorganische chemie een overzicht van de coördinatie- en organometaal chemie (p. 222-229) en beschrijft het werk van Kees Vrieze op p. 226.
Vrieze studeerde in Leiden bij Van Arkel, waarna hij - in dienst van het KSLA, waar hij sinds 1964 werkzaam was - in Londen ging werken bij Nyholm, een vermaarde autoriteit op het gebied van de coördinatiechemie. Hier promoveerde hij in 1966. Op het KSLA hield hij zich vervolgens bezig met fundamenteel onderzoek, met name naar het dynamisch gedrag (fluxionaliteit) van metaalcomplexen, bestudeerd met NMR-spectroscopie. In 1971 werd hij hoogleraar voor anorganische chemie aan de UvA, als opvolger van Gerding. De research nam na de komst van Vrieze een geheel andere wending, maar de groep heeft nog sterk kunnen profiteren van de aanwezige expertise op het gebied van spectroscopie (A. Oskam en Stufkens). Vrieze heeft met een grote groep promovendi en met medewerking van later benoemde docenten zoals Van Koten, P.W.N.M. van Leeuwen (KSLA, later hoogleraar aan de UvA) en C.J. Elsevier (later hoogleraar aan de UvA) een groot researchprogramma opgezet. In de voor deze geschiedenis relevante periode van 1970 tot 1980 lag de nadruk op de studie van complexen van hetero-olefines. Dat zijn olefinische verbindingen, waarin een of meer C-atomen zijn vervangen door N, S of O. Zo werden bestudeerd imines, di-imines, azo-verbindingen, sulfinen en sulfinylanilines. Het onderwerp was van belang voor het begrip van organische en van katalytische reacties. Vrieze en zijn groep zijn er in geslaagd om vrijwel alle coördinatiemogelijkheden voor N=S bevattende liganden te realiseren in afhankelijkheid van een aantal factoren, waarvan de lading op het metaal de belangrijkste bleek te zijn. Interessant is de analogie van de π-gebonden N=S met het π-gebonden etheen, die zich uit in analoog fluxioneel gedrag en chemische reactiviteit.